De wazige blik van Constantijn

Een zinsbegoocheling als legitimatie


Inhoudsopgave

Afbeelding met gebouw, beeld, binnen

Inhoudsopgave        2

Het visioen van Constantijn        3

De focus van het dilemma        4

Interpretatie en blikveld        5

Nieuwe inzichten        7

Scherpstellen        8

Literatuur        10

Afbeeldingen        10

Het visioen van Constantijn

Aan het begin van de vierde eeuw trok Constantijn, keizer van het westelijk deel van het Romeinse Rijk, op naar Rome om de in zijn ogen onrechtmatige keizer Maxentius tot de orde te roepen. In 312 verslaat Constantijn de usurpator na een korte veldslag ten noorden van Rome. Maxentius vlucht terug naar Rome maar verdrinkt als hij probeert via de Milvische brug de Tiber over te steken. Het is een belangrijke gebeurtenis voor ‘Constantijn de Grote’ in de aanloop naar zijn positie als alleenheerser van het Romeinse Rijk. Het rijk was door keizer Diocletianus in het jaar 293 in vier delen opgedeeld die elk bestuurd werden door een augustus of een caesar.[1] De tetrarchie maakte het immense rijk beter bestuurbaar en voorzag in een duidelijkere opvolging als een augustus kwam te overlijden.

Op 28 oktober 312 verslaat Constantijn de usurpator na een korte veldslag ten noorden van Rome. Maxentius vlucht terug naar Rome maar verdrinkt als hij probeert via de Milvische brug de Tiber over te steken. Het is een belangrijke gebeurtenis voor ‘Constantijn de Grote’ in de aanloop naar zijn positie als alleenheerser van het Romeinse Rijk.

Voor het christendom was het ook een belangrijk moment. Tussen 303 en 311 werden de christenen vervolgd in met name het oostelijk deel van het rijk. De overwinning van Constantijn zou een keerpunt betekenen. In een aantal contemporaine verslagen is sprake van een goddelijke instructie aan Constantijn in een droom of visioen waardoor hij de strijd wel moest winnen. Mede hierdoor werd Constantijn bekend als de eerste christelijke keizer. Over de aard van zijn droom of visioen en de eventuele bekering van de keizer bestaat al eeuwenlang discussie. In deze korte verhandeling wil ik aan de hand van vier recente publicaties over het visioen van Constantijn een antwoord formuleren op de vraag wat de werkelijke aard van het visioen van Constantijn was en welke betekenis deze heeft gehad voor zijn bekering tot het christendom.

De snelle uitbreiding van het christendom in de latere jaren van de heerschappij van Constantijn is een verdere verklaring voor de roem van deze keizer. Indien hij daadwerkelijk de eerste christelijke keizer is geweest dan is zijn bekering en daarmee ook het visioen een keerpunt in de geschiedenis van het christendom en de westelijke wereld. De aanvaarding van zowel keizer Constantijn als van het christendom als religie zijn nauw verbonden met de interpretatie van de gebeurtenissen rond de ‘slag bij de Milvische brug’.

De focus van het dilemma

Om een causaal verband te kunnen leggen tussen een goddelijk visioen en een daaropvolgende bekering is het noodzakelijk om eerst acceptabele bewijzen te vinden van een visioen. Het ligt in de lijn der verwachting dat een keizer die een openbaring heeft doorgemaakt dit direct van alle daken zal schreeuwen. Uit de primaire bronnen blijkt dit echter niet of nauwelijks, zoveel is wel duidelijk uit de vier recente teksten over het visioen van Constantijn. 

        Indien we aannemen dat er een visioen is geweest dan zou een volgende vraag moeten zijn welke betekenis keizer Constantijn zelf aan dit visioen gaf. Voor zover bekend geloofde de keizer zelf op dat moment vooral in de Zonnegod en Apollo, voor hemzelf waarschijnlijk maar één godheid.[2] Om tot een succesvolle bekering te leiden zal de aard van het visioen toch ook zo moeten zijn dat de bekering onvermijdelijk is. Ook daar moeten dan in primaire bronnen aanwijzingen voor kunnen worden gevonden. Indien religieuze symbolen, zichtbaar op munten en monumenten, niet duidelijk veranderen dan zouden we kunnen concluderen dat het visioen blijkbaar weinig betekenis had voor Constantijn. Een directe, plotselinge bekering wordt daarmee ook onwaarschijnlijk.

        Na de slag bij de Milvische brug zijn er inderdaad weinig bewijzen te vinden waaruit zou kunnen blijken dat Constantijn was bekeerd tot het christendom. Uiteraard tonen de door hem uitgevaardigde wetten en decreten en de bouw van de Sint-Pieter en de Sint-Jan van Lateranen in Rome dat hij zeker niet vijandig tegenover het christendom stond, maar dit kan ook gewoon uit politieke overwegingen of pragmatisme voort zijn gekomen.[3] Het aandeel van de christenen in de totale bevolking mag dan slechts tien procent zijn geweest, zij waren wel uitstekende georganiseerd met hun kerken en bisdommen.[4] 

Interpretatie en blikveld

In het artikel ‘The vision of Constantine’ geeft theoloog Jan N. Bremmer een mooi, maar beperkt overzicht van de gebruikelijke primaire brontteksten over de gebeurtenissen.[5] Dit overzicht toont echter ook direct één van de oorzaken van het dilemma: welke bronnen accepteert de historicus om een antwoord te vinden op zijn vraag en welke aspecten kent hij de meeste waarde toe? Als vrijzinnig protestant kiest Bremmer redelijk nadrukkelijk voor de christelijke teksten van Lactantius en Eusebius. Met name de Vita Constantini welke hij ook in zijn inleiding als voor hem leidend presenteert: ‘Let us start with the canonical version of the vision as reported by Constantine himself.’[6]

        De Vita Constantini is een door bisschop Eusebius geschreven tekst over het leven van Constantijn. De tekst is omstreden omdat het vooral een grote lofzang is op de keizer. Ook pretendeerde Eusebius dat hij Constantijn zeer goed kende en de woorden van Constantijn letterlijk opschrijft, terwijl de heren elkaar slechts enkele keren hebben ontmoet. Bremmer wijst ook zelf op deze feiten, waarmee hij het door hemzelf verklaarde canonieke karakter van de tekst van de bisschop onderuithaalt.[7]

        Bremmer doet dit omdat hij in zijn artikel wil reageren op de oorspronkelijk Duitstalige paper van de hoogleraar Oude geschiedenis Peter Weiss.[8] Pas in 2003 publiceert het Journal of Roman Archeology een Engelse vertaling van deze tekst uit 1989, ondanks dat in de Duitstalige landen de inhoud ervan al voor de nodige ophef had gezorgd.[9] In zijn paper betoogt Peter Weiss dat er wel degelijk een soort visioen was, maar dat dit niet direct voorafging aan de slag bij de Milvische brug en geen relatie had tot het christelijk geloof.

        Weiss komt tot zijn conclusie doordat hij een oudere tekst als bron erkent en zijn voorzichtige gevolgtrekking uit deze tekst succesvol onderbouwt met bewijs uit numismatische en andere primaire bronnen. De betreffende tekst is een lofrede voor keizer Constantijn welke in 310 werd uitgesproken en deel is van de Panegyrici Latini, een bundel van twaalf niet-christelijke teksten van overwegend anonieme schrijvers.[10] 

Uiteraard is deze rede lovend over keizer Constantijn, maar vooral beschrijft de tekst een opvallende gebeurtenis van enkele jaren eerder. De keizer en zijn leger zouden een bezoek hebben gebracht aan de tempel van Apollo, de god van de zon, in Grand (Frankrijk). Deze van oorsprong Griekse god werd als Grannus ook aanbeden door de Galliërs, een prachtig voorbeeld van syncretisme. De zonnegod was daarmee voor het westelijke deel van het rijk een verbindende factor met de goden van het Romeinse Rijk en voor Constantijn een veilige religieuze keuze. 

Volgens de paper van Weiss is de keizer, en ook wie bij hem waren, getuige geweest van een halo, een lichtverschijnsel door ijskristallen in de atmosfeer.[11]  Uiteraard is dit fenomeen door de redenaar uitgelegd als een goddelijke verschijning, een visioen. De cirkels van de halo werden in de lofrede gezien als lauwerkransen die elk een regeerperiode van wel dertig jaar aankondigden.[12] Weiss beredeneert verder dat dit visioen niet strijdig hoeft te zijn met de teksten van Lactantius en Eusebius, maar dat er nog wel verschillen blijven bestaan in de interpretatie van deze zinsbegoocheling en daarmee de betekenis voor de bekering van Constantijn. 

        Bremmer is zeer beducht voor een geconstrueerde geschiedenis zoals hij bij zijn eerste voetnoot al duidelijk aangeeft.[13] Hij neemt dan ook de ruimte in zijn artikel om aan te tonen dat Weiss wel degelijk een punt heeft gemaakt, maar dat dit niet betekent dat de geschiedenis zoals Lactantius en Eusebius deze geschreven hebben ter zijde kan worden geschoven. De argumenten van Bremmer versterken echter ook, wellicht onbedoeld, de nieuwe versie van het visioen. Zo toont Bremmer aan dat een goddelijke droom bij het standaardrepertoire hoort van de vertellers: ‘Now dreams and visions are repeatedly mentioned in antiquity as media for conversions, important decisions and special revelations (…).’[14] 

Nieuwe inzichten

De Amerikaanse historicus Harold A. Drake wijst er in zijn artikel ‘Solar power in Late Antiquity’ op dat het idee van een halo voor het visioen van Constantijn niet nieuw is maar al eerder is geopperd halverwege de vorige eeuw.[15] Volgens Drake is wel uniek aan het werk van Weiss dat hij zijn versie van het visioen onderbouwt met bewijs van andere primaire bronnen, met name numismatische. Maar Drake is wel van mening dat het in de lezing van Weiss ontbreekt aan de noodzakelijke context waardoor het lijkt of Weiss te verregaande conclusies trekt. [16]

        

Drake is echter gaarne bereid de lezer van deze context te voorzien. De symboliek van de drie schijnzonnen van de halo, het teken van de zonnegod, het staurogram, het Chi-Rho teken en ook de betekenis van zonnegod Apollo Grannus worden ruim van duiding voorzien. En zoals Bremmer het graag wil, uiteindelijk is alles ook in te passen in de verslagen van de slag bij de Milvische brug zoals we die hebben leren kennen van Lactantius en Eusebius. Ook is Drake het eens met de conclusie van Weiss met betrekking tot de bekering van Constantijn. Er is volgens hem geen enkel bewijs voor een bekering. De eerdergenoemde symbolen die een teken van een christelijke Constantijn zouden kunnen zijn kunnen eenvoudig niet gevonden worden voor 320. [17]

Chi-Rho, oftewel het Christogram. Volgens Eusebius zou dit teken op het wapen van Constantijn hebben gestaan vanaf ca. 320.

Staurogram. Volgens Lactantius zou dit het teken zijn dat Constantijn op de schilden van zijn mannen laat aanbrengen na zijn droom.

Het teken van de zon. Dit teken komt voor op de munten uit de tijd van Constantijn en op een aantal monumenten.

In het boek Het visioen van Constantijn concluderen ook de oudheidkundig historicus Jona Lendering en de classicus en vertaler Vincent Hunink dat er geen bewijs is van een bekering tot het christendom kort na de slag in 312.[18] Op munten, inscripties of monumenten is er in de symboliek niets te vinden wat erop zou kunnen wijzen dat Constantijn niet langer zijn zonnegod vereerde maar de god van de christenen. Wel is duidelijk dat hij de christelijke kerk volop steunde. Vanaf 313 is het christendom een toegestane religie in het Romeinse Rijk.[19] Ook zegden de keizers Licinius en Constantijn herstelbetalingen toe aan de christenen, welke uitbetaald zouden worden aan de bisschoppen van de kerk.[20] Deze uitbetalingen en de strubbelingen daarbij zijn ook direct de reden voor de bemoeienissen van keizer Constantijn met de synodes van bisschoppen.[21] Pas in 320 zien we voor het eerst iets wat als een christelijk symbool geïnterpreteerd zou kunnen worden op munten verschijnen.[22] Maar het zou ook een symbool uit de cultus van Apollo of Grannus kunnen zijn, of een vergissing van Lactantius.[23] 

Scherpstellen

De aard van het visioen van Constantijn lijkt dus niets meer geweest te zijn dan een natuurlijk fenomeen. De goddelijk geïnspireerde droom van de keizer voorafgaand aan de slag bij de Milvische brug lijkt slechts een literair stijlfiguur te zijn geweest die diende om de overwinning van de keizer op te hemelen. Fraai aan de luchtspiegeling was dat het verbonden kon worden met zowel de verering van de Zonnegod als met het christelijk geloof. De waargenomen kruizen met daaromheen de cirkel als aureool pasten naadloos in de verering van de keizer, Apollo de god van de zon en ook het christendom.

Voor christenen, bisschop Eusebius en voor keizer Constantijn zelf zal het visioen meer zijn geweest. Het keizerschap en het christendom hadden beiden legitimatie nodig. Het christendom kreeg niet alleen concrete steun van Constantijn maar won ook aan geloofwaardigheid doordat het de keizer van het Romeinse Rijk achter zich had staan. Constantijn dankte op zijn beurt de heerschappij zeker voor een deel aan de steun die hij kreeg van de christenen.

De steun van de keizer aan de christenen zal niet goedkoop zijn geweest, maar een opstand van tien procent van de bevolking is natuurlijk ook kostbaar. Met de herstelbetalingen aan de christenen en de bouw van kerken kocht Constantijn een stuk rust in zijn rijk. Zijn bemoeienissen met de synodes waren dus niet noodzakelijk een teken van bekering maar simpelweg belangrijk om de eenheid binnen de christelijke religie te behouden. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of Constantijn naast een succesvol veldheer en een bekwaam politicus ook daadwerkelijk een goed econoom was. Met andere woorden: was de steun die hij de christenen gaf gebaseerd op rekenwerk of op politiek gevoel?

        Het visioen en de bekering van Constantijn lijken dus niet te zijn wat zij leken te zijn. Het visioen slechts een zinsbegoocheling, de bekering slechts een politieke zet. Maar ook dat staat niet helemaal vast zoals Lendering en Hunink ook al concluderen, het valt eenvoudigweg allemaal niet te bewijzen.[24]


Literatuur

Jan Bremmer, ‘The vision of Constantine’ in: André Lardinois, Marc van der Poel en Vincent Hunink (eds.), Land of dreams. Greek and Latin Studies in honour of A.H.M. Kessels (Leiden; Boston 2006) 57-79.

Harold Drake, ‘Solar power in Late Antiquity’ in: Andrew Cain en Noel Lenski (eds.), The power of religion in Late Antiquity (Farnham; Burlington 2009) 215-226.

Jona Lendering en Vincent Hunink, Het visioen van Constantijn. Een gebeurtenis die de wereld veranderde (Utrecht 2018) 87-124.

Peter Weiss (vert. A.R. Birley), ‘The vision of Constantine’, Journal of Roman Archaeology 16 (2003) 237-259.

Afbeeldingen

De gebruikte afbeeldingen zijn voor publicatie beschikbaar volgens de ‘Attribution-ShareAlike 4.0 International’ licentie. Meer informatie op: https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0/deed.en

1. (voorpagina) Constantijn de Grote, Flickr.com: foto door gebruiker Sakena, https://www.flickr.com/photos/sakena/4787260709/

2. Complex halo display, Wikimedia commons: foto door gebruiker Gabor Szilasi https://en.wikipedia.org/wiki/Halo_(optical_phenomenon)#/media/File:Halo_phantom-sun.jpg


[1] De titels augustus en caesar werden door keizer Diocletianus gebruikt om respectievelijk keizer en onderkeizer aan te duiden, zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Caesar_(titel).

[2] De auteurs van de vier geraadpleegde artikelen maken hier allen melding van. Zie bijvoorbeeld Harold Drake, ‘Solar power in Late Antiquity’ in: Andrew Cain en Noel Lenski (eds.), The power of religion in Late Antiquity (Farnham; Burlington 2009) 215.

[3] Jona Lendering en Vincent Hunink, Het visioen van Constantijn. Een gebeurtenis die de wereld veranderde (Utrecht 2018) 131.

[4] Jan Bremmer, ‘The vision of Constantine’ in: André Lardinois, Marc van der Poel en Vincent Hunink (eds.), Land of dreams. Greek and Latin Studies in honour of A.H.M. Kessels (Leiden; Boston 2006) 74.

[5] Jan Bremmer, ‘The vision of Constantine’, 59-63.

[6] Ibidem, 58.

[7] Ibidem, 64.

[8] Peter Weiss (vert. A.R. Birley), ‘The vision of Constantine’, Journal of Roman Archaeology 16 (2003) 237-259; De correcte spelling van de naam van deze Duitse hoogleraar is Peter Weiß. De vertaler A.R. Birley schrijft consequent Peter Weiss, vandaar dat ik hier ook deze spelling aanhoud.

[9] Ibidem, 257.

[10] Lendering en Hunink, Het visioen van Constantijn, 79-80.

[11] Peter Weiss, ‘The vision of Constantine’, 245.

[12] Ibidem, 248.

[13] Jan Bremmer, ‘The vision of Constantine’, 57.

[14] Jan Bremmer, ‘The vision of Constantine’, 66.

[15] Harold Drake, ‘Solar power in Late Antiquity’, 216.

[16] Ibidem, 217-220.

[17] Ibidem, 226.

[18] Lendering en Hunink, Het visioen van Constantijn, 104.

[19] Ibidem, 104.

[20] Ibidem, 116.

[21] Ibidem, 116.

[22] Ibidem, 123.

[23] Jan Bremmer, ‘The vision of Constantine’, 61.

[24] Lendering en Hunink, Het visioen van Constantijn, 149-156.